Elektrisch rijden verovert snel terrein, maar caravanners blijven opvallend terughoudend. Waar veel automobilisten inmiddels overstappen, twijfelt de kampeerder met aanhanger nog behoorlijk. Niet uit onwil, maar uit praktische overwegingen: hoe combineer je een vakantie met caravan met laadstops, beperkte actieradius en volle campings in het buitenland?
Een nieuw onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) laat zien dat de caravanner gemiddeld de helft minder vaak voor een elektrische auto kiest dan een andere automobilist. Wat houdt deze groep tegen, en wat verandert er nu fabrikanten lichtere en gestroomlijndere caravans bouwen en de laadinfrastructuur uitbreidt?
Waarom de caravan niet zo goed samengaat met de elektrische auto
De meeste caravanners maken in hun vakantie ritten van honderden kilometers, vaak richting Frankrijk, Italië of Scandinavië. Voor hen telt niet de dagelijkse rit, maar de langste etappes van het jaar. Uit het KiM-onderzoek blijkt dat 70 procent van de caravanners naar het buitenland reist en dat de helft van die ritten meer dan 2.000 kilometer beslaat. Met zulke afstanden in het hoofd kijken ze kritisch naar wat een elektrische auto kan.
Opladen baart het meeste zorgen
Drie zorgen keren steeds terug, en die hebben alle te maken met het opladen van een elektrische auto. De eerste is tijdverlies bij het laden. Veel laadstations zijn niet doorrijdbaar of hebben geen extra lange parkeerplaatsen, waardoor de caravan moet worden afgekoppeld. Dat kost tijd en geduld, zeker als de parkeerplaats druk en overvol is en de reisgenoten al in de vakantie-modus zijn.
De tweede drempel is de beperkte actieradius. Met de caravan heb je een veel grotere windvang, en die is van enorme invloed op de actieradius. In combinatie met het extra gewicht en de rolweerstand halveert het bereik van een elektrische auto vaak. Omdat snelladen onderweg doorgaans maar tot 80% van de accucapaciteit gaat, kun je met de caravan maar zo’n 150 tot 200 kilometer tussen twee laadstops maken. Dat voelt voor velen als te kort. En de derde zorg is de onzekerheid over geschikte laadpunten in het buitenland. Niet elk laadplein biedt zoals gezegd ruimte voor het opladen van de auto met caravan, maar ook is men niet zeker of de laadpas daar gebruikt kan worden.
Die scepsis is begrijpelijk, maar niet altijd terecht. Wie elektrisch rijdt, ontdekt vaak dat het ritme vanzelf verandert. Pauzes worden rustmomenten, en met wat planning en vooruitdenken kan een reisdag nog steeds goed verlopen. Toch is dat ervaringsvertrouwen iets wat pas groeit als men het zelf probeert.
Techniek en trekkracht: wat kan er al wel?
Het beeld dat elektrische auto’s geen caravan kunnen trekken, is achterhaald. In 2025 zijn er al ruim zestig modellen met een officieel trekgewicht van meer dan 750 kilo. Denk aan de Tesla Model Y, Kia EV9, Volvo EX90 en Ford Explorer. Ze leveren moeiteloos 1.500 tot 2.500 kilo trekvermogen, ruim voldoende voor de meeste toercaravans. Daarbij komt wel een aandachtspunt: omdat elektrische auto’s zwaarder zijn, overschrijdt het toegestane gewicht van de combinatie als snel de grens van 3.500 kilo, zodat een rijbewijs B niet meer voldoende is en BE vereist is.
De actieradius blijft de beperkende factor, maar ook daar verandert veel. Grotere accu’s (70–100 kWh) en snelladers met een capaciteit van 250 tot zelfs 400 kW verkorten de laadtijd aanzienlijk. Een tussenstop van 20 minuten kan in de praktijk al 150 kilometer extra opleveren. En een lichtere, vooral gestroomlijnde caravan scheelt ook meteen tientallen kilometers bereik.
Caravanmerken spelen hierop in. Kip, Fendt, Eriba, LMC en het Nederlandse Easy Caravanning ontwikkelen modellen met een lager gewicht en betere stroomlijn. Het verschil in luchtweerstand tussen een klassiek model en een gestroomlijnde EV-caravan kan oplopen tot een 20 procent lager verbruik. In de praktijk kan dat een halve laadstop minder per reisdag betekenen.
De infrastructuur: kamperen en opladen in opkomst
Een groot deel van de weerstand bij caravanners komt voort uit ervaringen van enkele jaren geleden. Toen waren geschikte laadplekken schaars. Dat beeld verandert nu snel. In Nederland is de infrastructuur al bovengemiddeld en in Duitsland is de inhaalrace indrukwekkend. In steeds meer landen, waaronder ook Frankrijk en Oostenrijk bouwt men ‘laadcorridors’ zodat snelladen onderweg geen probleem meer is. Veel van de nieuw aangelegde laadparken hebben ook plekken met langere parkeervakken en dubbele rijstroken voor combinaties.
Ook dichter bij huis groeit het aanbod. En niet alleen wat snelladers betreft. In Nederland hebben steeds meer campings en vakantieparken laadpalen, vaak op parkeerplaatsen buiten of voor het terrein. Veel campingzoekers, zoals die van ANWB/Pincamp en ACSI, bieden dat als filteroptie, zodat EV-rijders daar niet eens voor op hun ‘laadpalen-app’ hoven te kijken. Opladen op de kampeerplek zelf, via het normale elektriciteitsnet van de camping zelf, is trouwens uit den boze. Het opladen van een EV kost namelijk behoorlijk veel stroom zodat er dan al snel overbelasting ontstaat.
Wie al een tijdje met een elektrische auto rijdt, zal al hebben ervaren dat de ‘verplichte laadstop’ langzaam verandert van hinder naar routine. Wie elke 200 kilometer even oplaadt en koffie drinkt, merkt dat de reistijd niet dramatisch langer hoeft te zijn dan met een auto die je moet tanken. Voorwaarde voor caravanners blijft wel dat laadplekken toegankelijk zijn voor auto’s met aanhanger. Dat is een punt waarop infrastructuurbeheerders nog veel kunnen winnen. Het Nederlandse Fastned heeft overigens nagenoeg altijd laadparken waar je doorheen kunt rijden, en bijna altijd met een caravan terecht kunt. Die laadparken vind je, helaas in beperkte mate, ook langs de buitenlandse snelwegen.
De kloof tussen techniek en beleving
Volgens het KiM ligt de grootste rem niet bij de techniek, maar bij de informatie. Veel caravanners weten niet dat er inmiddels elektrische modellen mét trekhaak én een fatsoenlijk aanhangergewicht zijn, of dat de actieradius sneller groeit dan hun beeld ervan. Die onbekendheid houdt de drempel kunstmatig hoog.
Uit het onderzoek blijkt bovendien dat huishoudens met twee auto’s vaker al een elektrische wagen hebben, waarbij de brandstofauto dienstdoet voor de caravan. Dat patroon is logisch, maar het vertraagt de overstap voor gezinnen met slechts één auto. Wie één voertuig heeft, wil zeker weten dat het alles kan — van woon-werk verkeer tot de zomervakantie.
Daar zit een taak voor fabrikanten, dealers en kampeerorganisaties: realistische voorlichting, gebaseerd op meetbare praktijkdata in plaats van veronderstellingen.
Wat is er nodig voor een echte omslag?
De overstap naar elektrisch rijden met caravan hangt af van drie ontwikkelingen die elkaar moeten versterken:
- Betrouwbare informatie: overzicht van geschikte elektrische trekauto’s, met échte cijfers over verbruik en bereik.
- Doorrijdbare snellaadplekken: laadpleinen waar de caravan aangekoppeld kan blijven.
- Gestroomlijndere, lichtere caravans: minder luchtweerstand en lager gewicht, zodat het energieverbruik binnen grenzen blijft.
Zodra deze drie voorwaarden samenkomen, verdwijnt de praktische terughoudendheid die nu overheerst.
Wachten of instappen?
De markt op het gebied van elektrische auto’s beweegt snel en steeds meer mensen stappen over op elektrisch rijden, maar ons gedrag verandert vaak maar traag. Caravanners staan bekend om hun bedachtzame keuzes — wie jaren spaart voor zijn vaak kostbare combinatie, wacht liever tot de techniek onomstreden is.
Toch rijden er al heel wat elektrische caravantrekkers door Europa. Hun ervaringen, die je onder anderen kunt lezen in de Facebook-groep ‘Elektrische caravantrekkers’, zullen waarschijnlijk meer overtuigen dan welk onderzoek of verkiezing ook.
Wie in 2025 nog twijfelt, kijkt over enkele jaren misschien met dezelfde glimlach terug als de eerste EV-rijders van nu: “we dachten dat het niet kon, tot we het probeerden.”
Foto: © Gabrielle Uitbeijerse

