Klappertanden

sneeuwbandOp het moment dat tanden beginnen te klapperen is dat een aanwijzing dat de temperatuur van de omgeving beneden menselijk is gezakt. Het lichaam zapt dan naar National Geographic om een programma over overleven af te spelen. Rillen, bibberen, haren overeind, tintelende vingers…en klappertanden dus.

We schrijven januari 2010 en het weerbericht had het over −17 graden Celsius, maar het 12V thermometertje in de camper vond het bij −11 graden Celsius welletjes.

Ik zit in mijn campertje te proef-winter-camperen. Met klapperende tanden.

Het campertje staat – bedolven onder de sneeuw – achter het huis. Ik zit er net tien minuten in, maar twijfel nu al aan het experiment. Ik ben nog nooit gaan winter-camperen en heb bedacht dat het wel eens goed is om dat uit te proberen nu de omstandigheden zich daar voor lenen. Hoewel mijn lichaam druk doende is mijn tenen en vingertoppen te redden, besluit ik toch de kachel aan te maken. Die gooit bij deze temperatuur zelfs op standje 1 de na-verbrander al aan. Hoopvol kijk ik naar de vlammetjes. Thee… warme thee… ook een goed idee.

Er zit alleen nog geen water in de camper – gelukkig maar want dan zat er niets anders op dan ijsblokjes maken. In de camper begint de temperatuur langzaam op te klimmen. Helaas moet ik naar buiten. De watertank vullen. Ik haal de opgerolde waterslang tevoorschijn, die elk moment kan breken. Zo voelt het tenminste. Met verkleumde vingers frommel ik het ene einde aan het buitenkraantje. Natuurlijk, u raadt het al: kraantje bevroren. Dan maar met de gieter naar binnen. Na een keer of drie op en neer sjouwen is het wel genoeg. Dertig liter is wel erg veel thee. In de camper komt er geen water uit het kraantje. Wel allerlei borrelende geluiden uit het spoelbakje en mijn kleine fluitketeltje tuurt smachtend naar het kraantje. Geen water. Wat nu weer? Dan hoor ik buiten het watergekletter en steek mijn hoofd uit het raam. Glad vergeten dat het afwaterkraantje van de boiler nog open staat. Kraantje dicht en een nieuwe poging en ja. Zodra de boiler vol zit, spettert het water uit het kraantje. Eindelijk thee.
Een half uurtje later is het al wat aangenamer in de camper en nip ik voorzichtig aan de hete thee. Terwijl ik daar voor mij uit zit te staren spoken er gruwelijke beelden door mijn onderkoelde hoofd. Zoals ergens in de Alpen op een tienprocenthelling (zonder thuis geoefend te hebben) sneeuwkettingen proberen om te leggen. Op zo’n gratis camperplek met geweldig uitzicht zonder gas zitten. Dagenlang met honderd liter ijs in de afvalwatertank rondrijden. En net dat ik weer een slokje van mijn thee wil nemen, klapperen mijn tanden weer. Ik land weer in de werkelijkheid en realiseer me direct dat ik geen gevoel meer in mijn voeten heb. Gealarmeerd kijk ik vluchtig rond. De kachel is uit. Snel de test die iedere camperaar dan instinctief uitvoert. Een gaspitje aanmaken. Niet dus. Geen gas. De gasfles is op. Net nu. Weer naar buiten dus. Gasfles wisselen.
Een half uurtje later is de gasfles gewisseld, het water weer weggelopen en de camper weer op slot. Ik zit binnen, in huis, bij de kachel, met warme thee. Uit het raam starend naar het dappere campertje. Het is nu januari 2013 en het gaat weer flink vriezen, hoorde ik gisteren iemand zeggen. Ik begon spontaan te klappertanden.

Theo Thomas

Beoordeel dit artikel
WordPress › fout

Er heeft zich een kritieke fout voorgedaan op deze site.

Meer informatie over probleemoplossing in WordPress.