Een voertuig voor het transport van goederen als basis… daar dan een zeiltje overheen… en een paar PK ervoor. Dat was volgens mij de eerste caravan… destijds echter huifkar genaamd. Van buiten zagen ze er allemaal hetzelfde uit maar van binnen – geloof me – waren er geen twee hetzelfde. Je had meteen door als je de verkeerde huif betrad. En dat was maar goed ook. In die dagen wilde je beslist niet de verkeerde huifkar in. In plaats van regeltjes had men toen pistolen.
Door de jaren heen ontwikkelde zich de zelfbouw-huifkar tot spekende voorbeelden als de woonwagen van Pipo de Clown en het mobiele kanton van De Rijdende Rechter. De meest alledaags voorkomende afgeleide is wel het camper-busje. Een voertuig voor het transport van goederen als basis… daar dan wat meubeltjes in… en een luifeltje eraan.
Onze over’bodig’heid heeft regeltjes bedacht die precies bepalen wanneer het een camper is in plaats van slechts een busje met wat getimmer erin. En doe je het volgens die regeltjes dan scheelt dat een hoop belastingcenten. En als het een hoop belastingcenten scheelt dan houden wij ons aan de regeltjes. Zo zijn we – zonder pistolen – dan ook wel weer. Maar gelukkig betekenen die regeltjes niet dat al die zelfbouwels hetzelfde zijn. Ook vandaag de dag zijn er geen twee buscampers hetzelfde.
Aan de ene kant is er het ‘ik ben nog steeds hippie en had niet meer spijkers’-busje. Wat in elkaar getimmerde planken die prima dienst doen als kastje, een porta-poepdoos onder het bed en zo’n blauw gasstelletje… ook handig voor buiten. Vervolgens van binnen behangen met een immens arsenaal aan snuisterijen in vooral veel kleuren en gerinkel. En om het in die eeuwige vrijheid toch lekker warm te hebben… een heuse houtkachel om ‘gevonden’ pallets in op te stoken.
Aan de andere kant is er het ‘ik was vroeger meubelmaker’-voertuig. Doorgaans beter in elkaar gezet dan menig gerenommeerd fabrikant, voorzien van de modernste technieken en precies – maar dan ook echt helemaal precies – op maat. Voor elk pannetje een plekje en ook de deksels hebben een eigen deurtje. Er is geen WC maar een heuse badkamer en met een druk op de knop zit je lekker waterpas te poepen. Zelf gebouwd.
Daar tussenin zit dan nog de ’ik kan wel timmeren maar ik vind het goed zo’-camper. Niets rammelt maar er zit dan ook niets teveel in. Je herkent zo’n busje aan de onherkenbaarheid. Van buiten zie je niet wat het van binnen is.
Iedereen richt zijn eigen huif in en dat is natuurlijk geweldig. Maar op een camping begint het er langzaam toch weer een beetje uit te zien alsof Arendsoog de eigenaar is. Van buiten zien namelijk al die huifkarren er hetzelfde uit. Glimmende witte dozen met een skottelbraai op het dak. Dat kan anders en ik stel voor dat we allemaal onze woonwagen gaan opleuken. Levendiger, vrolijker, kleurrijker en gekker. Hier zijn gelukkig geen regeltjes voor en een beetje Pipo zijn we allemaal!
Theo Thomas